Uitgangspunt van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (WML) is dat de algemene welvaartsontwikkeling zo mogelijk ook tot uitdrukking moet komen in de inkomens van werknemers met een minimumloon en uitkeringsgerechtigden. Dit uitgangspunt is vervat in de hoofdregel van artikel 14 van de WML, dat uitgaat van een koppeling van het minimumloon en de sociale uitkeringen aan de gemiddelde contractloonontwikkeling. Afwijking van de hoofdregel is mogelijk indien sprake is van een bovenmatige loonontwikkeling dan wel volumeontwikkeling in de sociale zekerheidsregelingen (artikel 14, vijfde lid, WML).

De toelichting bij dit artikel geeft aan dat de afwijkingsgronden actueel zijn indien de verhouding tussen in-actieven en actieven, de zogenaamde i/a-ratio, de daarvoor geldende norm overschrijdt. Op grond van de Macro-Economische Verkenning 2013 lijkt dit voor 2013 niet het geval te zijn. In artikel 14, eerste tot en met derde lid, van de WML, wordt de aanpassing van het minimumloon geregeld. Hierbij wordt uitgegaan van het gemiddelde van de procentuele ontwikkeling van de contractlonen in de marktsector, gepremieerde en gesubsidieerde sector, en bij de overheid, zoals dat door het CPB wordt berekend.

Na wettelijke afronding bedraagt het wettelijk minimumloon per 1 januari 2013:

  • € 1469,40 per maand
  • € 339,10 per week
  • € 67,82 per dag